De historie van IJhorst / De Wijk

De Havezate Havixhorst

door Willem Koops
voor de Nieuwe Drentsche Volsalamanak 1916

De Havixhorst was vroeger een van de 18 Drentse havezaten en is zeer oud. In de 14de eeuw behoorde zij aan de Drentse familie VAN DEN CLOOSTER, van welk een lid, genaamd REYNOLD VAN DEN CLOOSTER, reeds in 1292 als getuige optreedt in een akte, voorkomende in het Cartularium van Dicninge.
In 1371 op St. Bonifaciusdag (5 juni) werd door een andere REYNOLD VAN DEN CLOOSTER, met zijne vrouw MARGRIETE, aan het klooster Dicninge een boterpacht verkocht over hun goed, onder de Havixhorst op het Broek gelegen. In dat stuk worden ook zijn zonen JOHAN en CIJSE genoemd.
MAGNIN beweert in de "Kloosters van Drenthe", 2de druk blz. 125, dat de marke van de Havixhorst in de 14de eeuw kerkelijk onder Ruinerwold behoorde en dat vermoedelijk zelfs het dorp en de marke van de Wijk ook daaronder zullen behoord hebben. Tot enig bewijs daarvoor haalt hij aan genoemde brief van 1371, omdat daarin voorkomt het Broek, gelegen in de marke van de Havixhorst, in het kerspel van Blidensteden. Deze bewering van MAGNIN is onjuist. Het gebied van de Havixhorst strekte zich, even als de ten westen daarvan liggende Schiphorster marke, uit tot over de Echtense Wetering en tot aan het nog bestaande Kuipersdijkje op de grens van Broekhuizen. Aan beide zijden van de Wetering lag het Havixhorster en Schiphorster broek, oorspronkelijk heide en woeste grond. Het broek ten zuiden van de Wetering behoorde kerkelijk onder de IJhorst en dat aan de noordzijde onder Blijdenstein of Ruinerwold, juist zoals de toestand ook nu nog is.
Klaarblijkelijk werd bij de akte van 1371 door REYNOLD VAN DEN CLOOSTER de pacht van een emmer boter gelegd op het noordelijk gedeelte van het Broek over de Wetering, dat onder Blijdenstein behoorde. Ook de bewering van MAGNIN daar ter plaatse, als zouden de marken van de Havixhorst en de Wijk onmiddellijk aan elkander grenzen, is onjuist, daar zij op een aanzienlijke breedte zijn gescheiden door de bezitting Dicninge.
In het jaar 1376 op St. Laurentiusdag (10 augustus) en Simon en Judasdag (28 oktober) verkochten REYNOLD VAN DEN CLOOSTER, met zijn vrouw MARGRIETE en hun kinderen, aan het klooster Dicninge enige tienden, welke zij hadden over een paar erven aan het klooster toebehorend, gelegen in de marke van Broekhuizen, binnen het kerspel van Blidensteden, welke erven daarbij worden genoemd het Tijbertsgoed en de Ghere.
Zijn kleinzoon REYNOLD VAN DEN CLOOSTER, die in 1465 overleed, en zijn broer ROELOF sloten in 1458 op St. Laurentiusavond een overeenkomst of zogenaamde moetzoen met het klooster Dicninge over de visserij in de rivier de Reest, waarover gedurende enige tijd verschil tussen hen had bestaan. Tot beslechting daarvan waren als scheidslieden of zogenaamde moetzoensluden aangesteld HELMICH VAN ITTERSUM, proost van het klooster Zwartewater, WOLTER STELLINGH, ambtman van Coevorden en Drenthe, EGBERT VAN DEN RUTHENBERG en HARMEN HAEGHEN, die aldus uitspraak deden, dat beide partijen zouden mogen vissen van de IJhorster brug af tot aan JOHAN ALBERTS stal in de Stapel; voorts dat het klooster alleen zou vissen van de IJhorster brug tot aan de kloosters stal toe, benevens in de grote kolk beneden die stal; verder benedenwaarts zouden REYNOLD en zijn erven vissen tot aan REYNOLDS stal bij de Havixhorst, terwijl verder beneden die stal de beide partijen weer gelijkelijk zouden vissen. Voorts werd nog bij de zelfde moetzoen bepaald, dat het klooster en REYNOLD, of zijn erven, op elkaars land vrij mochten jagen en hoenders vangen, zonder elkander lastig te vallen. Uit deze brief blijkt, dat de aalstallen in de rivier de Reest reeds van oude datum zijn.
Over deze visserij in de Reest schijnen ook later weer onenigheden ontstaan te zijn, terwijl ook anderen zich rechten dienaangaande schijnen te hebben aangematigd, blijkens een ordel van den Etstoel van Drenthe op de Lotting gehouden op Pasen 1560 te Rolde, luidende:
Tusschen 't convent van Dickelingen end JAN VAN DEN CLOOSTER, ter eenre, end JAN HUISSINK ter andere sijden, is gewijst, des voorscr. Convents end JAN VAN DEN CLOOSTERS zegel end brieve belangende die visscherie van weerden, ende sall HUISSINK noch nijemant anders in de wateren ende visscherie, daerinne benuempt, nijet visschen.

Een van de zonen van REYNOLD, JOHAN VAN DEN CLOOSTER TER HAVIXHORST, begiftigde, bij brief van 30 April 1481, het Heilige Kruisaltaar in de kerk te IJhorst met onderscheidene goederen in het kerspel de Wijk en een boterpacht uit een erf in het kerspel Koekange gelegen.
In het begin van de 17e eeuw kwam de Havixhorst in eigendom aan het geslacht VAN MUNSTER en wel door het huwelijk van AGNES VAN DEN CLOOSTER, de enige dochter en erfgename van REYNOLD VAN DEN CLOOSTER, die in 1627 of '28 overleed, met Jhr. HARMEN VAN MUNSTER. Deze, weduwenaar geworden zijnde, hertrouwde later met BERTA LEDEBUR. Uit het eerste huwelijk sproten twee zonen, n.l. WESSEL VAN MUNSTER, die in 1640 of '41 is overleden en gehuwd was met ANNA MARIA VAN RECHTEREN, en REINT VAN MUNSTER, gehuwd met BIEUWE LEWE. REINT VAN MUNSTER verzocht en verkreeg op de Lotting van 17 Juni 1640 brieven van meerderjarigheid, om met zijn broeder in scheiding te kunnen treden, en werd daarop eigenaar van de Havixhorst.
In plaats van met den Wildenberg, waarmee de VAN DEN CLOOSTERS sedert 1465 beleend waren, werd REINT VAN MUNSTER door de Heer van Ruinen beleend met de Braamskamp, werd in 1659 dit erf als leengoed weer vervangen door landen op de Lankhorst, terwijl hij het in 1658 verkocht had aan Jhr. JAN DE VOS VAN STEENWIJK. De leden van het geslacht VAN MUNSTER, hier woonachtig, schijnen op financieel gebied in achteruitgaande toestand te hebben verkeerd, daar zij af en toe enige van hun eigendommen verkochten.
Reeds op de Lotting van 3 oktober 1631 werd door de Drost en 24 Etten aan de Edelen Erentfesten HARMEN VAN MUNSTER TER HAVIXHORST vergunning verleend, om ten behoeve van zijn kinderen, bij wij1en Vrouwe AGNES VAN DEN CLOOSTER verwekt, enige ongelegene en weinig profijt doende goederen te verkopen, om daarmee de Havixhorst en andere best gelegen goederen van schulden te ontlasten, terwijl op de Landdag van 5 maart 1639 door Ridd. en Eig. aan Vrouwe BERTA LEDEBUR, weduwe van HARMEN VAN MUNSTER, tot haar onderhoud een toelage uit Dicninge van 75 gulden per jaar werd toegestaan.
Ook door REINT VAN MUNSTER werden eigendommen te gelde gemaakt. Zo verkocht hij o.a. de 7de januari 1649 aan ROELOF ROELOFS JEULEN in de Schiphorst twee stukken land, aan de westzijde van de Lokkerij en de Havixhorst gelegen; op de 23ste september 1654 aan de weduwe VAN WESSEL BERENDS CLEENHOUWER in de Bulderij, het plaatsje "het Olde Land", thans de Kleine Bulderij genaamd; op de 2de november 1654 aan ROELOF ROELOFS, op Beugelen, vier dagmaten hooiland, onder de Havixhorst aan de Reest gelegen, en in 1655 aan ALBERT JANS, op Piperee, een stuk hooiland aan de Reest gelegen, welke door hem op 24 oktober 1692 werd verkocht aan WARNER ROELOFS van 't Schot, en later de Schotsmaat werd genoemd.
In het jaar 1658, op 27 mei, verkocht REINT VAN MUNSTER de havezate de Havixhorst met de Braamskamp en annexen, waaronder de grafkelder en de banken in de kerk in de IJhorst, aan Jhr. JOHAN DE VOS VAN STEENWIJK, toen te Kampen woonachtig, in ruil tegen een erf, gelegen te Echten, Ibinge geheten. In de desbetreffende overdrachtsbrief, op perkament geschreven en van drie uithangende zegels voorzien, tekende hij zich REINT VAN MUNSTER TOT FOLCKERDA.
JOHAN DE VOS VAN STEENWIJK, gehuwd met WENDELINA VAN WOLDENBORGH, heeft de Havixhorst tot zijn overlijden in oktober 1679 bewoond; daarna ook zijn zoon REINT DE VOS VAN STEENWIJK, die in 1705 overleden is en gehuwd was met MARGARETHA SLOET TOT NIJERWAL. Deze echtelieden hadden slechts één zoon, JAN AREND DE VOS VAN STEENWIJK, die na 1710 de Havixhorst metterwoon verliet en op het slot Nijerwal in Overijssel ging wonen. De Havixhorst werd daarop, verhuurd. In 1720 woonde er als huurder ADRlAAN TEN HAGHUIS en echtgenoot JOHANNA CATHARINA VAN RIETVELD, die de 7de mei van dat jaar in de IJhorst een zoon lieten dopen.
JAN ARENT GODERT DE VOS VAN STEENWIJK, zoon van JAN ARENT, had verscheidene kinderen, waarvan wij noemen:
  1. JAN ARENT BARON DE VOS VAN STEENWIJK TOT NIJERWAL;

  2. GODERT WILLEM BARON DE VOS VAN STEENWIJK TOT DEN HOOGENHOF, drost van het tweede kwartier in Drenthe en landscommandeur van het Duitse huis, overleden op de Havixhorst in 1830;
  3. REINT HENDRIK BARON DE VOS VAN STEENWIJK TOT DEN OLDENHOF, hoogschout van Hasselt en Hasselerampt, kinderloos overleden op de Havixhorst in 1836, die in 1796 het landgoed Dicninge kocht; en
  4. CAREL BARON DE VOS VAN STEENWIJK, die op Dicninge heeft gewoond en in 1830 overleden is.

Tot op den huidige dag is de Havixhorst in het bezit van deze oude Drentse familie gebleven. (red.: De Havixhorst is in 1982 aangekocht door de Stichting "Het Drentse Landschap"). Het herenhuis bestaat uit een massief vierkant hoofdgebouw met twee vooruitspringende zijvleugels, tot stalling en koetshuis ingericht. Dit alles, met de daarachter gelegen ruime tuin, is, omgeven door een brede gracht en door een schone laan van zwaar beuken- en eikenhout. Het huis draagt in de gevel het jaartal 1753, benevens het alliantiewapen DE VOS VAN STEENWIJK-ISSELMUDEN, ten volle overeenkomende met de beschrijving in RIETSTAP "De wapens van den Nederlandschen Adel":
DE VOS VAN STEENWIJK: (in zilver), vijf (rode) linkerschuinbalken en een (zwarte) schildzoom, beladen met acht (gouden) penningen;
VAN ISSELMUDEN: (in rood) een (zilveren) keper, vergezeld van drie (zilveren) eendjes met geknotte pooten.

Dit wapenschild is dus afkomstig van JAN ARENT GODERT DE VOS VAN STEENWIJK TOT NIJERWAL, geboren 1713, overleden 1779, gehuwd met GEERTRUID AGNES VAN ISSELMUDEN TOT DE ROLLECATE.

Bij de Hoogeveense vaart stond vroeger op de havezate de Havixhorst een molen; de Havixhorster molen genaamd, die omstreeks 1650 werd afgebroken door de toenmalige eigenaar REINT VAN MUNSTER. In de I7de eeuw bezat de familie STRUUCK, zo het schijnt vrij aanzienlijke eigendommen in de omtrek van de Havixhorst. Zo verkochten o.a., bij overdracht van de 15de oktober 1685, ANTHONI LODEWIJK STRUUCK, JACOB POOT, nomine uxoris, LOUISA MARIA STRUUCK, ADRIAAN PLOOS VAN AMSTEL, kapitein, in huwelijk hebbend JUDITH GEERTRUIT STRUUCK, en WIJARD PHILIPS STRUUCK, als erfgenamen van de rentmeester van Dicninge JAN STRUUCK en echtgenote MIECHELINA CUIGNETZ, aan REINT DE VOS VAN STEENWIJK VAN DE HAVIXHORST EN NIJERWAL, kapitein ten dienste der Verenigde Nederlanden, en echtgenote MARGRIETA SLOET, een stuk hooiland, gelegen in de marke van de Havixhorst, groot ongeveer 7 dagmaat, daar ten oosten de Landschap (met Dicninge) en de ritmeester STRUUCK (met het Legenholt) aangeland waren, en ten westen de Havixhorst zelf.
Nog verkochten dezelfden, bij overdracht van 24 juni 1688, aan de advocaat LUININK "de halve Wilde of Lokkenmaat," bij het huis de Havixhorst gelegen; ten westen van de Havixhorst en ten zuiden van de Braamskamp ligt de Luttike Havixborst of Lokkerij, die waarschijnlijk vroeger ook wel onder de Havixhorst zal behoord hebben, daar het voormaals geheel is ingesloten geweest door landerijen tot de Havixhorst behorend.