De historie van De Wijk

Inhoud:

Geschiedenis:

Door het gebied van de voormalige gemeente De Wijk stroomden van oudsher 2 riviertjes, de Koekanger Aa en de Reest. In de omgeving daarvan begonnen zich in de Middeleeuwen boeren te vestigen. De eerste bewoners zochten een zo droog mogelijke plaats in de veenmoerassen langs de Reest, waar ze een huis konden bouwen en akkers konden aanleggen. Door ontginningen en splitsingen van de oorspronkelijk alleenstaande hoeven onstonden in het gebied van de latere gemeente De Wijk op de zandheuveltjes clustertjes van enkele boerderijen, die zich ontwikkelden tot buurschappen. De Wijk wordt voor het eerst genoemd in 1409. "Wijk" is in de plaatsnaamkunde een aanduiding voor een nederzetting van handels- en ambachtslieden. Aangezien daar niet van te leven viel, waren veel Wijkers ook boer.

Aan de oostkant van de Koekanger Aa ontstond parallel aan het riviertje geleidelijk een lint van boerderijen, dat zich ontwikkelde tot het dorp Koekange. Voor akkerbouw was de veengrond te nat. De pioniers groeven eerst ontwateringssloten dwars op de Koekanger Aa. Nadat het overtollige water hierdoor was afgevoerd, konden ze op de drooggevallen bovenlaag gras inzaaien. In 1275 heette deze veenkolonie nog Echternerveen, maar vanaf 1290 komen we de naam Koekange tegen, wellicht een verbastering van 'koegange', wat gemeenschappelijke weide betekent.

Ten noorden van de Reest ontstond zo een aantal nederzettingen, waarvan De Wijk zou uitgroeien tot het hoofddorp. In 1325 werd het klooster van Ruinen verplaast naar Dikninge, en had grote invloed op de ontwikkeling van De Wijk. Ook de havezaten de Havixhorst en Dunningen droegen daartoe bij.

Hoewel De Wijk zich ontwikkelde tot het hoofddorp, een eigen kerk kreeg het niet, in tegenstelling tot Koekange. De bewoners moesten ter kerke in het Overijsselse IJhorst, ten zuiden van de Reest. Daar was tussen 1283 en 1357 een kerk gesticht.

In tegenstelling tot Koekange ontwikkelde De Wijk zich tot een echte dorpskern, mede dankzij de aanwezigheid van het klooster Dikninge. Koekange was een randveenontginning langs de Koekanger Aa. Na de stichting eind dertiende eeuw was er geen ruimte meer voor nieuwe kolonisten in 1500. Toch lagen er in 1600 tussen de Reest en Koekanger Aa nog vrij uitgestrekte onontgonnen broekvenen.

Het jaar 1672 was voor Nederland een rampjaar. Men was in oorlog met Frankrijk, Engeland, de vorst-aartsbisschop van Keulen en de vorst-bisschop van Munster. Tot 1679 trokken er plunderende troepen soldaten door het Drentse landschap. In 1672 werd rondom de Havixhorst alles verwoest en de resten van de kloosterkerk van Dikninge werd door soldaten gesloopt. Een jaar later werd de Dikninger molen verbrand.

Intussen groeide het kerspel De Wijk. Tussen 1650 en 1750 breidde het 33 procent uit, door nieuw ontgonnen bouwland. Dit bestond voornamelijk uit haverlanden en een klein gedeelte roggelanden. Ook werd er groenland ontgonnen. Hierdoor steeg de omvang van de rundveestapel. Daarentegen nam de schapenhouderij af, behalve in het gebied rondom de Stapel.
Ook het kerspel Koekange groeide, maar minder snel dan De Wijk. Hier nam vooral de boekweitteelt en de vlasteelt toe.

Na de Bataafse Republiek en het Koninkrijk Holland, onder Lodewijk Napoleon, een broer van keizer Napoleon, werd Nederland in 1810 ingelijfd bij het Franse keizerrijk. In 1811 werd er een gemeentelijke herindeling doorgevoerd, en bestond De Wijk uit De Wijk zelf, Koekange, Oshaar, Schiphorst en de Stapel. De Wijk had nu een schout in plaats van een schult, en vanaf 1825 een burgemeester.



Schulten van 1438-1811:

PeriodeSchulte
1438, 1441Hermen Brethouwer
1518 - 1520Cornelys Hermenssoen, van De Wijk en Koekange
1520 - 1563Cornelys Hermenssoen, van De Wijk en IJhorst
1556 - 1575Geert van Benthem, van Koekange, Pesse, Echten en Ansen
1563 - 1575Cornelys Hermenssoen, van De Wijk
vanaf 1575Gheert van Benthem, Schulte van De Wijk en Koekange. Sindsdien hadden De Wijk en Koekange samen 1 schulte, en werd de basis gelegd voor de latere Gemeente De Wijk
1602Jan van Isselmuiden
1653 - 1684Albert van Kuijck
1739 - 1787Willem Hiddingh
1787 - 1795mr. Albert Steenbergen
1795 - 1805Roelof Willem Nijsingh
1805 - 1811Jan Nijsingh, schulte

Burgemeesters van 1812-1998:

PeriodeBurgemeester
1811 - 1813Jan Nijsingh, maire
1813 - 1814Carst van den Wetering, werd tegen zijn zin benoemd tot maire
1814 - 1821Jan Nijsingh, voor de 2de keer benoemd, nu als schout
1821 - 1826Lucas Nijsingh, schout
1826 - 1852Klaas Jans Schiphorst, burgemeester
1852 - 1881Jan Luchies Nijsingh
1881 - 1888Mello baron De Vos van Steenwijk
1888 - 1890Mr. Godert Willem baron De Vos van Steenwijk, overleed in 1890 aan longontsteking, opgelopen in een moordzaak
1890 - 1893Theodoor Rutgers van der Loeff
1893 - 1895Pieter van Nijmegen Schonegevel
1895 - 1902Adriaan Frederik Meijer
1902 - 1910Ubbo Petrus Cavaljé, tevens secretaris
1910 - 1916J.A.R. Bosma
1916 - 1935Mr. B.J. Veenhoven, tevens secretaris tot 16 april 1916
1935-13 apr 1941Mr. J. de Blieck, moest met zijn gezin vluchten, zijn vrouw was jodin
14 apr 1941 - 29 jul 1941mr. dr. W.S. Gelinck, burgemeester van Ruinerwold, waarnemend
30 jul 1941 - 8 apr 1945E.Z. Oldebanning
11 apr 1945 - 16 dec 1945Hk. Slot, tijdelijk
16 dec 1945 - 1 dec 1969P.D. de la Saussaye Briët
16 mei 1970 - 1981Drs. R.A. ridder Van Rappard
16 apr 1982 - 31 dec 1997L. de Beij, de laatste burgemeester, want door de gemeentelijke herindeling is de Gemeente De Wijk opgegaan in "De Wolden"

Betekenis van plaats- en streeknamen in De Wijk en Koekange

SCHIPHORST
In 1400 werd een "Johan ter Schyphorst" genoemd, en in 1426 moet al sprake zijn geweest van een kleine buurschap. In 1437 werd "de halve Schiphorst" genoemd, een erf dat in tweeën is gesplitst. Het westelijk deel werd "Crallynger marke" genoemd, naar de familie Van Cralen; ook was er een boerderij Veldkamp, genoemd naar de eerste bewoner "Tydeman Veltcampe" (1438). In 1646 telde Schiphorst 7 boerderijen en twee keuterijen. Op de "Vier Haverkampen", een stuk grond gepacht door Tonckens, werd omstreeks 1791 het voorname herenhuis Voorwijk gebouwd. Het werd bewoond door Wijncko Tonckens en zijn tweede echtgenote Maria Vos.

DIKNINGE
Het hof te Dikninge werd voor het eerst genoemd in 1248, op dat moment eigendom van het klooster te Ruinen. Dit klooster werd in 1325 overgeplaatst naar Dikninge. Hier verrezen nieuwe kloostergebouwen en een abdijkerk. Het dubbelkooster stond onder leiding van een abt. Net als bij de HAVIXHORST strekte het grondgebied zich uit van de Reest en de Koekanger Aa. In 1426 was er sprake van een buurschap Dikninge. Waarschijnlijk hoorden de hoeven Bulderij, Dijkstallingerhuizen en Kloeterij, die ten noorden van de zandopduiking waren gebouwd, en in erfpacht uitgegeven, hier ook al bij. In 1431 werd vermeld dat de marke Broekhuizen, eerder een bezit van de Havixhorst, aan de abt toebehoorde. In 1581, na de dood van de laatste abt, Herman van der Burcht, was Dikninge officieel geen dubbelklooster meer, het kwam nu onder totale leiding van de abdis, Cunera Sloet. De Tachtigjarige oorlog en de nieuwe staatsinstelling (het roomse geloof werd vervangen door de hervormde religie (1598)) betekenden het einde van het bestaan van het klooster (1602). De bezittingen werden vanaf deze datum beheerd door de rentmeester Timan ter Linde. Hierna zouden drie leden van de familie Struuck meer dan 60 jaar het rentmeestersambt uitoefenen. De laatste Struuck, Johan, ging omstreeks 1680 failliet en de nieuwe rentmeester werd Warmolt Lunsingh. In 1795 werd Dikninge verkocht aan Reint de Vos van Steenwijk. Hij liet in het begin van de 19e eeuw het rentmeesterhuis en de toren van de abdijkerk slopen en liet er het tegenwoordige huis bouwen, dat in 1813 gereed was.

DUNNINGEN
In Dunningen verrees in de Middeleeuwen de tweede havezate van De Wijk, naast de HAVIXHORST. De Dunninger es ligt op een grote zandkop langs de Reest, voor het eerst genoemd in 1399, in de persoon van Maes Dunnynge.
Johan Sloet is de oudste bekende bewoner van Dunningen. Johan had een zegel, en is daarom waarschijnlijk de eerste bewoner van het adellijke hof. Zijn zoon, Johan Sloet de jongere, wordt in 1358 genoemd en behoorde tot de top van de Drentse adel. De familie Sloet bewoont Dunningen tot ca. 1431. Hierna kwam het in handen van Van den Clooster en later de familie Van den Campe. Dit waren edelen die elders belangrijkere huizen hadden, en daardoor werd de oude havezate verwaarloosd. In 1680 kwam de havezate in handen van Van Dongen tot den Oldengaerde, die het ruim een eeuw in bezit hadden. In 1780 werd een nieuw havezate Dunningen gebouwd op last van Edzard Jacob Tjarda van Starkenborgh en zijn vrouw Rutgera Christina Elisabeth van Dongen. Lang hebben ze het huis niet gehad want na de dood van dit echtpaar werd de havezate in 1794 publiek verkocht. Eigenaar werd Wijncko Tonckens. Niet lang daarna moet het huis zijn afgebroken, want het komt niet meer voor op de kaart van 1806.

EEMTEN
In een rechterlijke uitspraak in 1400 wordt Johan van Emptun genoemd. Iets later volgt een vermelding van "Ten Eemptuen" als marke. In 1441 bestaat het uit twee erven. De Eemteners lieten hun vee samen met de bewoners van de buurschap STAPEL weiden op de Stapeler Leijen en het Stapelerbroek.

HAALWEIDE
Haalweide wordt al genoemd in het jaar 1353. Het had een bloeiende rundveehouderij en beschikte over uitstekende weide- en hooilanden, zowel langs de Reest als in het Haalweiderbroek ten zuiden van de Koekanger Aa. In 1428 bestond Haalweide uit minstens twee erven, want toen werd De Hof voor het eerst vermeld. In 1646 stonden er maar 4 huizen in de buurschap, waarvan er twee keuterijen waren.

HAVIXHORST
Havixhorst heette oorspronkelijk Havehorst, wat hof op een zandopduiking betekent. Dit huis werd voor het eerst genoemd in 1371, en werd toen bewoond door Reynold van den Clooster. Hij was getrouwd met Margarete van Ansen. Als buurschap wordt Havixhorst genoemd in 1426, samen met SCHIPHORST, DIKNINGE en DUNNINGEN. Het hele grondgebied, dat zich uitstrekte van de Reest tot aan Koekange, behoorde tot de bezittingen van de heren Van den Clooster, en werd in 1458 "Reynoldes marke" genoemd. Behalve de havezate Havixhorst, omvatte het gebied in 1461 slechts 2 erven: Cleyn Havixhorst, later "De Lokkerij" genoemd en Braemscamp. De havezate komt in 1627 in het bezit van Herman van Munster, getrouwd met Agnes van den Clooster, een zus van de kinderloos overleden Reinold van den Clooster jr. In 1645 zouden er twee huizen zijn bijgekomen: Broekhorst, later "Kleine Bulderij" genoemd en een molen met behuizing aan de Wetering. Het ging echter financieel niet goed met de Van Munsters. In 1658 kwam de Havixhorst in handen van Johan de Vos van Steenwijk. In 1753 werd het huis afgebroken en een nieuw huis neergezet (het huidige). De eigenaar was Jan Arent Godert de Vos van Steenwijk, getrouwd met Geertruid Agnes van Isselmuiden. In de voorgevel werd het wapen van De Vos van Steenwijk-Isselmuiden aangebracht.

STAPEL
De Stapel wordt voor het eerst genoemd in 1421, en neemt een aparte plaats in. Als enige bezat het namelijk een schaapskudde die werd geweid op het Stapelerveld, dat bestond uit veenachtige heide. In 1569 telde de Stapel 4 boerderijen, waaronder De Hoek, Wildschut en Het Ende.

Gebruikte bron: Tweestromenland, Geschiedenis van De Wijk, onder redactie van H. Gras, uitgegeven in 1998 door het gemeentebestuur van De Wijk als gedenkboek omdat de zelfstandige gemeente De Wijk ten gevolge van de gemeentelijke herindeling van Drenthe werd opgeheven.

Foto's van De Wijk:

De Molen van De Wijk
Dennenheuvel IJhorst
De Wijk 1991
De Hogenkamp 1
De Hogenkamp 2
De Reest