't Olde Karspel - periodiek van de Historische Vereniging De Wijk - Koekange

Deel 5: Een tweede molen

Aan de Dwarsdijk kwamen geleidelijk wat huizen te staan. De eerste woning in de buurt van de molen was van Aaltien Vogelzang. Na het overlijden van haar vader Jan Geuchies Vogelzang was bij een openbare verkoping in 1834 het oostelijke gedeelte van het land met de boerderij verkocht en ging Aaltien Vogelzang met haar moeder wonen in een nieuw huisje aan de Dwarsdijk dat werd gebouwd op het westelijke gedeelte van het land, dat zij toegescheiden had gekregen. In 1857 bouwde zij naast haar bestaande woning een nieuwe woning, waarvoor een stukje bos moest worden gehakt. De woning van 1835 werd verhuurd. Nadat in 1866 daar nog een smederij aan was toegevoegd werd deze woning met de smederij in 1874 afgebroken. Aaltien Vogelzang trouwde op wat latere leeftijd met Tiele Horstra, die grutter van beroep was. Zij bleef echter wonen op haar "spulletje" waar zij in 1887 overleed. De eerste wat grotere boerderij in de buurt van de molen aan de Dwarsdijk werd gebouwd in 1851 door Willem Roelofs Eleveld.

Eeuwenlang waren de langgestrekte akkers in Koekange onverdeeld gebleven. Grote gedeelten veelal ook onontgonnen. In de 19e eeuw kwam daar grote verandering in. Zo werd in deze eeuw de boerderij van Roelof Otten Eleveld in eerste instantie in tweeën gedeeld. Er waren twee zoons. Otto Roelofs bleef op de boerderij van zijn vader aan het Koekanger pad. Willem Roelofs bouwde de boerderij aan de westkant van de Dwarsdijk en kreeg al het land achter deze boerderij westwaarts. In 1869 werd dit bedrijf voortgezet door zijn schoonzoon Willem van Dijk. Het land van Otto Roelofs Eleveld zou omstreeks 1876 weer worden verdeeld onder zijn twee schoonzoons Jan van Gijssel en Roelof Linthorst.

Cndanks wat meer buren aan de Dwarsdijk bleven de burenplichten tussen de molenaarsfamilie en de buren aan het Weerwille-Koekangerpad bestaan.

Nieuwe molenaar

Meer bewoning aan de Dwarsdijk zal de molenaar welkom zijn geweest. Minder enthousiast zal hij zijn geweest toen in 1863 zich daar toch weer een nieuwe molenaar aandiende. Cp 31 maart van dat jaar werd door Gedeputeerde Staten van Drenthe een vergunning verleend aan Roelof Oosterveen, landbouwer te Rouveen, om onder de reeds eerder genoemde voorwaarden een windkorenmolen te mogen bouwen op het perceel Sectie A nr 681. Dit perceel had vroeger behoord tot het land van Klaas Rumph's grootvader Klaas Jans Bouwman. Arend Rumph, een veertien jaar jongere broer van Klaas Rumph, was boer geworden op een gedeelte van dat land ten westen van genoemd perceel A 681 ( het landbouwbedrijf van de latere familie Paasman). Perceel A 681 was met een huis in 1859 eigendom geworden van Aaltien Vogelzang, die in dat jaar was getrouwd met Tiele Horstra, de grutter. Roelof Costerveen kocht van haar genoemd perceel en bouwde daarop de molen.

Klaas Rumph zal nog een poging hebben gedaan om de vestiging van een tweede molenaar te voorkomen. Hij op zijn beurt verzocht namelijk Gedeputeerde Staten om een (tweede) molen te mogen bouwen op perceel A 512. Dit perceel was reeds zijn eigendom, groot ruim 75 are, en lag schuin tegenover het door Roelof Oosterveen gekochte perceel. De vergunning werd hem verleend op 6 juli 1863, doch daar is het dan ook bij gebleven.

Roelof Oosterveen, geboren te Havelte, was 29 jaar. Hij was gehuwd met de in Staphorst geboren Jantje Tenteboer. Als beginnend molenaar zal hij het niet gemakkelijk hebben gehad. Veel verder is hij ook niet gekomen want reeds op 25 maart 1868 overleed hij. De weduwe kreeg hulp van, vermoedelijk een familielid, Jan Oosterveen uit Havelte. Deze kwam met zijn gezin in de buurt van de molen wonen. Na één jaar echter stierf ook deze molenaar. Per 6 mei 1871 kwam Hendrik Mulder, 36 jaar, als molenaar met zijn gezin uit Dwingelo. Hij zou tot 5 jan. 1876 blijven en vertrok toen naar Staphorst.

Jantje Tenteboer, eigenares van de molen, had een winkeltje opgezet in haar woning. Na het overlijden van haar man kreeg zij nog meer verlies te verwerken. Nadat één kind van vier maanden al tijdens het huwelijk was overleden, stierven ook de overige drie kinderen in een periode van vijf jaar. Nadat haar laatste kind was overleden hertrouwde zij in 1873 met de uit Steenwijkerwold afkomstige Arend ten Wolde, die bakker was. Zeker kwam diens beroep ook haar winkel ten goede. Het nieuwe leven van Jantje Tenteboer zou weer abrupt veranderen toen na acht jaar ook haar tweede echtgenoot op 30 april 1881 overleed. Eén van de twee aangevers van dat overlijden was Jannes Klomp, 28 jaar, die als molenaar in dienst was. Na deze belevenissen aan de Dwarsdijk verkocht Jantje Tenteboer de zaak en verhuisde in november 1881 naar Ruinerwold. De molen met huis, erf en 46 are bouwland bracht op f 4900,--.

Ook in de molenaarsfamilie van de oude Koekanger molen gebeurde veel. Van acht geboren kinderen overleden er vier. Grootmoeder Grietje Klaas Bouwman overleed in 1864, 68 jaar oud. Zij woonde in de oude molenaarswoning met het gezinnetje van haar zoon David Rumph. Gezinnetje, want David Rumph had slechts één dochtertje. Twee jaar na het overlijden van zijn moeder moest David Rumph ook zijn vrouw missen.

Wegen en treinen

Koekange was in die tijd in ontwikkeling. In 1868 werden van het Weerwille-Koekangerpad de vonders opgeheven. Het pad werd een zandweg. Met de eeuwen oude Dwarsdijk liepen er nu twee zandwegen in Koekange van noord naar zuid. Twee jaar later daverden treinen door Koekange van Meppel naar Hoogeveen en omgekeerd, haaks over de twee zandwegen en haast rakelings langs de molen van de weduwe Oosterveen. In 1876 werd de zandweg door Koekange verhard. Om verbinding te krijgen met de Dwarsdijk, richting Rogat-Meppel, werd besloten de in 1826 aangelegde Boverhofsche (zand)weg door te trekken tot aan de Koekangerweg. Dit gedeelte werd later in de praktijk de Kuyerstraat genoemd. Mogelijk om de woning van Aaltien Vogelzang te ontzien werd de Boverhofsche zandweg vanuit Rogat-Broekhuizen niet rechtdoor getrokken maar bijgebogen naar de noordrand van de ernaast liggende kavel. Deze kavel was eigendom van de erven Otto Roelofs Eleveld. Wat bij de aankoop door de Gemeente De Wijk van de voor de weg benodigde strook grond werd overeengekomen bleek later heel uniek te zijn. De breedte van de aan te kopen strook bedroeg 8.30 m., echter te meten vanaf één meter van de aan de noordzijde gelegen sloot. Deze ene meter bleef dus eigendom van de erven Eleveld. Het strookje was begroeid met elzen. De berm aan de zuidkant van de aan te leggen straat werd eigendom van de gemeente. De erven Eleveld behielden zich het recht voor ook deze berm te laten begroeien en daarop houtgewas te exploiteren. Was hout in die dagen nog van betekenis, later moest de Gemeente zich afvragen wie verplicht was de beplanting te onderhouden. De koopsom van de strook grond bedroeg f 600,--. De gehele Boverhofsche-weg werd verhard.

Weinig geluk in de tweede molen

Had de molenaar Klaas Rumph door de komst van de tweede molen aan de Dwarsdijk nadeelondervonden? De wisseling van personen zal zijn konkurrent geen goed hebben gedaan, hetgeen vooral in 1882 en ook daarna zou blijken. Jantje Tenteboer had per 20 mei 1882 de molen verkocht aan Jan Mulder, een 24 jarige man, geboren te Hoogeveen. Reeds in datzelfde jaar ging Jan Mulder failliet; op 4 november 1882 werd het faillissement uitgesproken. Op verzoek van een geldschieter werd een openbare verkoping gehouden, die plaats vond ten huize van Otte Hendriks Eleveld, kastelein te Koekange. Er was weinig belangstelling. Het geheel werd gekocht door de geldschieter zelf, die het op zijn beurt weer verkocht aan Hendrik Jan ten Brink, een molenaar aan het Zuideinde te Meppel Koopsom f 3325,--. Tragisch voor Jan Mulder was ook dat hij drie maanden na het faillissement zijn vrouw verloor. Hendrik Jan ten Brink verrichtte een verbouwing aan de molenaarswoning en nam in dienst Jan Wassens, 24jaar, uit Zuidwolde, die het bedrijf moest runnen. Na drie jaar werd deze vervangen door ten Brink's zoon Jan, 25 jaar en gehuwd. Jan ten Brink kreeg hulp van een tweede man. Eerst was dat Johan Herman Hilkemeyer, 23 jaar, daarna Lievert Sjoerd Postuma, 50 jaar, die na het vertrek van Jan ten Brink per 5 mei 1888 de leiding van het bedrijf overnam. In augustus 1888 overleed de eigenaar van de molen, Hendrik Jan ten Brink. Vier maanden later werd bij een openbare verkoping, gehouden te Meppel, de molen aan de Dwarsdijk verkocht aan twee personen uit Koekange: Lucas Drost, landbouwer en Hendrik Kleine, koopman. Koopsom f 2597,--. Lievert Sj. Postuma bleef de leiding van het bedrijf houden tot mei 1889; hij werd opgevolgd door Wicher Toet, 37 jaar. Lucas Drost en Hendrik Kleine verkochten de molen op 17 april 1891 aan Gerrit Massier, molenaar te Nieuwleusen. Koopsom f 2300,--. Wicher Toet bleef als bedrijfsleider tot november 1891. Hij werd opgevolgd door Jan Massier (24 jaar), die na een jaar weer werd opgevolgd door Klaas Toet, 25 jaar. Klaas Toet bleef zes jaar en kocht toen zelf een molen te Dwingeloo. Klaas Toet werd opgevolgd door Arend Massier, 22j., uit Nieuwleusen. Nadat Arend Massier ruim een jaar als bedrijfsleider voor Gerrit Massier had gewerkt nam hij op 15 januari 1901 de molen in eigendom over. Koopsom f 2300,--. Veel mutaties dus bij de tweede molen aan de Dwarsdijk. Hoe anders bij Klaas Rumph.