't Olde Karspel - periodiek van de Historische Vereniging De Wijk - Koekange

Koekange, Een plaats van betekenis (2)

Koekange tijdens en na de Tachtigjarige oorlog

Hoe was Koekange in heel vroeger tijden? En vooral dus in vorige eeuwen. Dat het wonen in een gebied als dit, rond Echten en Meppel, zeker niet gemakkelijk was voor onze voorouders blijkt wel uit onderstaand artikel. Zij moesten heel wat ontberingen doorstaan en heel wat vijanden overwinnen!

De zestiende eeuw.

De zestiende eeuw was in alle opzichten een eeuw van stilstand. In het begin had heel Drenthe te lijden onder de terreur van de legers van keizer Karel V, die hier steeds meer invloed kreeg en van bisschop Philips van Bourgondië. Beiden beschouwden de Olde Lantschap als vijandelijk gebied. In 1568 brak de Tachtigjarige Oorlog uit. Toen stroopten zowel de Spaanse als de Staatse troepen Drenthe af. In augustus 1580 moest het dun bevolkte Drenthe 48.000 daalders opbrengen aan de Spanjaarden. In diezelfde tijd vielen de Staatse troepen het gewest binnen "afdorschende al het gewas van den velde, plunderende, roovende ende brandschattende, de onderdanen vangende ende op groote ondraachlijke rantzonen (losgelden) stellende". Enkele maanden later eisten ze schatting voor drie jaar tegelijk. Wie geen geld had, moest betalen met koeien of graan. Op 5 januari 1581 werden in Ruinen ruim honderd huizen verbrand. Op 10 februari volgden Diever en Beilen en enkele weken later kreeg De Wijk een beurt. Ook Koekange zal zijn deel wel gehad hebben.
In 1590 en de jaren die volgden, werden de legers groter, wat ook de plunderingen deed toenemen. Meppel had aan beide partijen oorlogsschatting betaald, om plundering te ontgaan. Boeren uit de verre omtrek, ook uit Koekange, hadden daarom hun koeien naar de stad gebracht. Soldaten van prins Maurits begonnen al snel de dieren uit het weiland te halen. Vrijwel iedere soldaat wilde een koe voor zich alleen hebben. De dieren werden dood geslagen, de beste stukken er uit gesneden en de rest bleef liggen voor de eigenaar en de honden. Toen de soldaten verder moesten, konden ze al het vlees niet meenemen en wierpen het weg. De wegen rond Meppel waren toen bezaaid met rottend rundvlees en kadavers.

Leegstand

Erger nog waren de jaren 1593 en 1594. Mensen stierven van de honger of werden door bandeloze soldaten mishandeld en beroofd. Ziekten in het leger verspreidden zich ook onder het volk. Veel boerderijen waren verlaten. Niemand wilde er meer wonen. Zelfs in 1611, tijdens het Twaalfjarig bestand, moesten de boeren uit Echten nog bescherming zoeken op de havesathe Huize Echten, dat in die tijd door brede grachten was omgeven.

De rente van elf rijder-guldens

In 1598, vlak voor de Hervorming, moesten de inwoners van Koekange opgeven, wat de bezittingen en inkomsten waren van hun pastoor. De pastoor beschikte toen over een woning met tuin en bijbehorende landerijen, en het gebruik van zes koe- en twee paardeweien en het nodige zaai- en hooiland. Bovendien ontving de pastoor toen ieder jaar van de inwoners: ongeveer 32 1/2 mud rogge en 7 mud gerst, een schepel haver, 48 libra (is pond) boter en de rente van elf rijder-guldens, die "op interest waren uitgezet".

Vijftig huizen en drie armhuisjes

Bij de grondschatting van 1654 telde Koekange vijftig huizen en drie armhuisjes, samen met 430 akkers land. De waarde werd toen geschat op 280 gulden per akker. Het hooiland, dat bij de erven hoorde, was meestal natuurlijk of ongemest groenland. Dit lag op de Linthorst, de Papenma ( het weiland van de vroegere pastoor), de Truyma, de Voskampen enz. Een eeuw later in 1754 werden de meet- en schattings "ceduls" herzien. Met de pastorie en de school waren er toen 56 huizen en drie armhuisjes. In een eeuw tijd was het aantal huizen maar met zes vermeerderd! Nieuwe landerijen lagen bijna allemaal binnensdijks. Dat wil zeggen tussen de huizen en de zogenaamde dwarsdijk en een klein gedeelte aan de A. Aan de grondschatting en "ommeslagen" moesten de Koekangers toen gezamenlijk 349 guldens, 2 stuivers en 11 penningen opbrengen. Voor die tijd, toen het geld vooral bij de boeren erg schaars was, een zeer aanzienlijk bedrag.