't Olde Karspel - periodiek van de Historische Vereniging De Wijk - Koekange

Burenplichten in het Reestdal

door Hendrik Veeningen

Naar aanleiding van mijn artikelenserie over het (boeren)leven in het Reestdal van plm. 50 jaar geleden, krijg ik regelmatig reacties van mensen van mijn leeftijd of ouder. Zij vertellen mij dan dat ze zich zo in de verhalen herkennen.
Als ik zo allerlei dingen zit op te schrijven, puttend uit mijn herinneringen, vraag ik me wel eens af: "Is dit eigenlijk wel interessant voor anderen?", maar mede door de positieve reacties van de lezers, realiseer ik me dat er de afgelopen 50 jaar zoveel is veranderd en ook zo veel is verdwenen. Alles wat vandaag gebeurt, is morgen historie en als je wat ouder wordt, krijg je ook steeds meer belangstelling voor de zaken die geweest zijn en zeker als het gaat over de omgeving waar je geboren bent en opgegroeid.
De afgelopen 6 afleveringen van mijn historische wandelingen door het Reestdal heb ik allerlei zaken de revue laten passeren.
De vorige aflevering bestond voor een groot gedeelte uit verhalen over gebruiken als burenvisite, reisjes en andere festiviteiten.
Deze keer aandacht voor zaken die wat zwaarder op de maag liggen. Het zal namelijk gaan over burenplichten met betrekking tot sterfgevallen en begrafenissen.


Aanleiding hiertoe was de vondst van een notitieboekje dat ik afgelopen zomer vond in het kabinet van mijn moeder. Bij nader inzien bleek het te gaan om een reglementenboekje van de buurtschap Lutten- en Groot-Oever. Hierin vond ik interessante informatie over een onderwerp waar niet al te vaak over wordt gesproken, omdat het allemaal te maken heeft met dood en begraven.
Tegenwoordig wordt dit onderwerp steeds meer bespreekbaar maar in mijn jeugd was het een taboe, daar sprak je normaal niet over. Het bewuste boekje is een handgeschreven reglement waarin de taken en verplichtingen stonden omschreven hoe de ingezetenen van deze buurtschap moesten handelen bij een sterfgeval.
Op het platteland was het vroeger algemeen gebruikelijk, dat in geval van een overlijden, de gehele buurt gezamenlijk de taak op zich nam om alles te regelen en uit te voeren.
Ongeschreven regels zorgden ervoor dat alles goed verzorgd werd en de familie van de overledene werd ontlast en bijgestaan gedurende deze moeilijke periode.
In de loop der tijden is dit werk overgenomen door begrafenisverenigingen, die vooral in de periode tussen de beide wereldoorlogen werden opgericht. In Koekange was dit het geval in 1924 (zie ook 't Olde Karspel jg. 2004 nr.3)
In de vrijwel geheel uit boeren bestaande gehuchten Lutten- en Groot-Oever bleven echter de burenplichten gewoon voortbestaan, zij het dat er na 1940 wel het een en ander schriftelijk geregeld was en er sprake was van een vereniging met een driehoofdig bestuur. In eerder genoemd boekje stonden zoals gezegd de reglementen met de taakomschrijving van de individuele leden, buurtgenoten. Enkele interessante zaken zal ik er voor U uitlichten met allereerst de omschrijving van het ledenbestand.
Leden der buurtschap zijn zij die wonen tussen de grens Avereest-Staphorst-grens Lutten-Oever en Noordzijde straatweg door het Westerhuizingerveld.
Inwonenden dezer buurtschap, aangesloten bij een begrafenisvereniging worden niet als lid beschouwd.
Eenmaal per jaar, in de maand mei, wordt er een ledenvergadering gehouden, meestal bij een der bestuursleden thuis.
De maand mei was wel logisch want het boekhoudkundig jaar van de boer liep ook van mei tot mei, terwijl ook in deze maand werd gewisseld van boerderij en de contracten met het personeel in mei afliepen: ook de knecht en de meid werden per 1 mei "uitbesteed" zoals dat toen heette.
Door het ritme der seizoenen was dit niet zo verwonderlijk, in mei wisselden de koeien de stal voor de wei en verder stonden alle werkzaamheden op een soort keerpunt, de wintervoorraden waren op en er werd een begin gemaakt met de aanleg van nieuwe voorraad voor de volgende winter.
In mijn jeugd was ook het schooljaar hierop aangepast, wij gingen op 1 mei voor het eerst naar school, terwijl dit nu al jaren per 1 september het geval is.
Na een sterfgeval werden de buren bij elkaar geroepen, allereerst wordt het aanzeggen of ook wel rondzeggen bij de familie aanbesteed. De persoon die deze post aanneemt, is verplicht om op de begrafenisdag het doodslaken te halen en is verder vrij.
Daarna worden de overige functies bij loting verdeeld: 1 persoon voor het aangeven ten gemeentehuize, 4 personen voor het klokluiden - op dit luiden kom ik nog nader terug -, 1 persoon voor het bestellen van de doodskist bij de timmerman, 2 personen voor het halen van de kist, 1 persoon voor het inleggen van de gestorvene, deze wordt geholpen door de kisthalers, 4 of 8 personen voor het ter begrafenis dragen.
De naaste buur in het bezit van een paard is verplicht om met paard en wagen (brik) mee te gaan naar het kerkhof om de buren terug te rijden. Deze buurman hoeft verder geen burenplichten te doen.
Personen die de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt, zijn vrij van burenplichten wanneer er meerderjarige zoons thuis zijn. Ook zullen bij loting 3 personen aangewezen worden om tijdens de begrafenis de klok te luiden. Dit klokluiden werd in de volksmond als volgt aangeduid: "die of die wordt verlut". "Verlut" is een verbastering van verluiden.
Zoals u weet, heeft de kerk van IJhorst geen toren maar een klokkenstoel. Deze klokkenstoelen komen hier in de buurt niet veel voor, in het Drents-Friese grensgebied zijn ze algemener.
In IJhorst wordt de klok op zondag geluid, een uur voor de aanvang van de dienst en om 10.00 uur als de dienst begint. Als er een sterfgeval is van een gemeentelid, wordt ook de klok geluid, op de dag na het overlijden zo rond 9.00 uur. De manier van luiden geeft aan of het gaat om een kind, een man of een vrouw.
Bij een kind hoort men bim-bam, een minuut stilte en dan wordt er 15 minuten achter elkaar geluid, bij een vrouw precies hetzelfde, alleen in het begin tweemaal bim-bam en bij een man driemaal.
Bij een begrafenis vanuit de kerk wordt er geluid totdat de overledene op het kerkhof is, dus als er iemand in de Wijk wordt begraven, dan luidt de klok net zo lang totdat de rouwstoet op het kerkhof is.
In het bewuste reglementenboekje kunnen we veel interessante dingen vinden over hoe het er vroeger met een begrafenis aan toe ging.
Zo staat er o.a.: "Zo mogelijk zullen de betrokken buren tijdens de begrafenis gebruik maken van donkere kleding; schoenen dragen is verplicht."
Bij het ter begrafenis gaan, moet naast elk paard één persoon gaan, bij de lijkwagen twee personen.
Natuurlijk waren er wel meer gebruiken, maar deze worden hier niet expliciet beschreven.

Bijen
Zo was het in veel streken van Drenthe gebruik dat naast de familie en de buren ook de eventueel aanwezige bijen werden aangezegd. De aanzegger ging dan naar de bijenkorven, nam zijn hoed af en zegde de bijen aan dat de baas was overleden.
Dit bijgeloof hield in dat men dacht dat het bijenvolk onvruchtbaar zou worden of dat het volk zou wegvliegen. Volgens Klaas Jansen, zoon van een bijenhouder en zelf bijna 80 jaar in Groot-Oever gewoond hebbende, was dit in deze streek niet gebruikelijk.

Luiken, blinden en gordijnen
Ook het uit de hengen lichten van één van de luiken van het raam gebeurde hier niet, wel werden bij het sterfhuis "de blinden" (luiken) of de gordijnen gesloten, gedurende de tijd vanaf sterven tot en met de begrafenis. Naaste buren en familie hadden de blinden of gordijnen half gesloten, ten teken van rouw. Ik kan mij herinneren dat ook wel als teken van rouw de betrokken familie lange tijd liep met rechthoekige zwarte lapjes, genaaid op de kleding.

Niet voor kinderen
Al dit soort zaken maakten op ons als kinderen natuurlijk een erg unheimische indruk en door het taboe wat heerste rond dood en begraven werd er ook niet over gesproken.
Ik ging als kind naar school in Oud-Avereest en de rouwstoeten uit Balkbrug moesten voorbij onze school om op het kerkhof van Oud-Avereest te komen. Als er een begrafenisstoet langskwam en wij waren buiten op het schoolplein, dan riep de meester ons en moesten we allemaal achter de school gaan staan. Als je dan toch stiekem keek, dan zag je de zwarte lijkkoets met gordijntjes, de zwarte paarden bekleed met zwarte doeken, hier en daar afgezet met zilveren tressen. Naast de lijkwagen liepen mannen in zwarte pakken met dito hoge hoed.
Dit gebeuren maakte op ons als kinderen een lugubere indruk en doordat wij nauwelijks wisten wat er zich afspeelde, werd deze indruk ook nog eens versterkt.

Slot
De burenplichten in Lutten- en Groot-Oever hebben bestaan tot in de zestiger jaren, maar het praktische werk van de begrafenis werd toen uitbesteed aan de begrafenisvereniging. Toen ook steeds meer mensen van buiten in het gebied kwamen wonen, waren de burenplichten in de praktijk ook steeds moeilijker uit te voeren en uiteindelijk werd de buurtschap als vereniging opgeheven en ging iedereen over naar de plaatselijke begrafenisvereniging. Tegenwoordig doen deze verenigingen eigenlijk niets meer dan de administratie voeren, terwijl het praktische werk allemaal wordt gedaan door professionele, commerciële uitvaartbedrijven en daarmee is de betrokkenheid van de buren tot een minimum beperkt.
Dit kan een nadeel zijn voor een buurtgemeenschap, maar daar staat tegenover dat er ook ten tijde van de burenplichten wel eens conflicten waren, die juist voorkwamen als neveneffect van deze burenplichten.
Hoewel het niet een opgewekt onderwerp is om over te schrijven, denk ik toch dat het goed is dat ook over dit stukje historie wat meer bekend wordt, vandaar dat ik dit hele artikel aan dit onderwerp heb gewijd.

*****