't Olde Karspel - periodiek van de Historische Vereniging De Wijk - Koekange

Koekange 675 jaar oud (1331 - 2006)

door Aaltienus Buiter

Dat Koekange dit jaar 675 jaar bestaat, zal velen ontgaan zijn. Er is dan ook op geen enkele wijze aandacht aan deze mijlpaal besteed. Het naburige dorp Echten vierde dit jaar haar 825-jarig bestaan op uitbundige wijze, en omdat Koekange ontstaan is uit initiatieven van de heren van Echten, leek het mij goed om toch nog enige aandacht aan dit kroonjaar te schenken. In de allereerste uitgave van 't Olde Karspel, van februari 1998, is aan het ontstaan van Koekange ook enige aandacht besteed.
De naamgeving van Koekange is onlosmakelijk verbonden met de stichting van een eigen kerk. Koekange heeft haar naam officieel gekregen omstreeks 1331.


De streek waar Koekange nu ligt, was een veen, een wildernis van weinig waarde, dat omstreeks 1275 bekend stond als Echtenervene. Het was toen eigendom van ene Volkert van Echten. Dat was de heer van Echten. Deze heer woonde op het kasteeltje in Echten; ook de latere geslachten woonden daar, tot ongeveer 1970. De naam werd later door huwelijk en vererving veranderd in Van Holthe tot Echten.
Genoemde Volkert was behalve rond Echten ook grootgrondbezitter in Haren bij Groningen. In die streek was aan het eind van de 13e , begin 14e eeuw al flink gekoloniseerd. Velen trokken daar toen weg om hun geluk op een andere plek te beproeven.
Twintig van die gezinnen werden door Volkert van Echten naar het Echtenerveen gelokt. En er verrees, ter hoogte van wat nu de Dwarsdijk is, een twintigtal boerderijtjes. Een ervan, de Venehof, was eigendom van de heer van Echten zelf en fungeerde als een soort rentmeesterij. Het stond ongeveer op de plaats waar nu de pastorie van de Herv. Kerk staat. Die mensen begonnen de grond in cultuur te brengen door sloten te graven haaks op de Koekanger Aa voor de afwatering. De Koekanger Aa was toen nog een riviertje. Op de grond die op deze wijze droog gehouden werd, verbouwde men graan. Verder naar het westen onder het kerspel Blijdenstein bij Ruinerwold werden de koeien geweid. Dit gebeurde op gemeenschappelijke of "mandelige" grond. Dat werd de "Koeganc" of "Koganc" genoemd. Een koganc was een aandeel om een koe te mogen weiden op de gemeenschappelijke weide. Kogangen waren dus meerdere aandelen in die weiden.
Het in cultuur brengen van de grond ging natuurlijk niet zo grootschalig. Het was allemaal handwerk. Toch ging het die families goed. Zo goed dat ook anderen zich hier kwamen vestigen, wellicht ook met medewerking van de heer van Echten. De twintig eerste boerderijen werden toen de Olde Hoven genoemd. De nieuwe kolonisten kwamen in de Nieuwe Hoven. Deze mensen kwamen vermoedelijk uit Salland en omgeving. Dit kan men opmaken uit het gebruik van de schepel, een Overijsselse maat, b.v. een schepel land of een schepels mand. Een schepel land is ongeveer 12,5 are en in een schepels mand kan ongeveer 25 kilogram.
De oude en de nieuwe bewoners gingen naar de kerk in een kapelletje op het nieuwe land. Maar voor doop, huwelijk en begrafenis was men aangewezen op de kerk in Blijdenstein. Dat was vooral in die tijd een hele afstand, zeker in de winter als het riviertje (nu de Wold Aa), een brede stroom geworden was. Het was dan haast niet mogelijk om bij de kerk op Blijdenstein te komen om de kinderen te laten dopen of de doden te begraven. De pastoor kon de mensen die stervende waren, niet op tijd bereiken voor de bediening van de laatste sacramenten. Al had hij naar de voorschriften van toen een goed rijpaard, zelfs dan was de rit haast ondoenlijk. Er moest dus wat gebeuren. Een groepje van de boerenbewoners is bij de bisschop van Utrecht, die op werkbezoek was in Drenthe, op audiëntie gegaan. Drenthe viel in die tijd onder de bisschop van Utrecht. Pastoor Rudolph van Vollenhove was aangesteld als deken van Drenthe, om de bisschop hier te vertegenwoordigen. De klacht werd besproken en mede-werking voor het stichten van een eigen kerk werd gevraagd. Ook de heer Van Echten werd in deze kwestie door de bisschop gehoord. Het eind van het liedje was dat pastoor Rudolph van Vollenhove de opdracht kreeg om van de kolonie Echtenervene een zelfstandig kerspel te maken en een kerkje te bouwen. De heer van Echten die hiervoor ook toestemming verleende, schonk als zogenaamde bruidsschat de helft van zijn boerderij "de Venehof" als pastorie, "hetwelke de toekomstige priester als boerderij zal behouden", zo staat er omschreven. De priester of pastoor was op deze wijze verzekerd van de inkomsten van een halve boerderij.

De ingezetenen moesten voor de bouw van de kerk bijdragen al naar gelang ze konden missen. En zo kon de eerste kerk worden gebouwd. Een eenvoudig klein gebouwtje met een solide klokkenstoel erbij. Bij de inwijding werd de kerk opgedragen aan de heilige Johannes de Doper, want tot 1600 was alles in deze streek nog Katholiek. Het nieuwe kerspel kreeg de naam "Koekange", dus afgeleid van Koeganc, de naam die al omstreeks 1331 is vermeld.
De tweede groep kolonisten was waarschijnlijk van voornamer komaf dan de eerste. Zo waren de Schoonveldes waarschijnlijk van adellijke afkomst uit het gebied van Bentheim. Daar valt ook uit te verklaren dat de taal van de tweede groep kolonisten op de nieuwe hoven heeft gezegevierd. Het Drents van Koekange en het Sallands lijken namelijk erg op elkaar. Van het Gronings van de eerste kolonisten is alleen de dorpsnaam nog over: "Koeganc" ofwel "Koekange".

Inkomsten van de pastoor

De pastoor van Koekange had, zoals we zagen, als vaste inkomsten de opbrengst van een "halve boerderije" op de Venehof. Daarnaast moest elke olde hof ieder jaar een half mud rogge en een half mud gerst betalen als kerkelast. De nije hoven moesten een schepel rogge en een schepel gerst leveren, steeds op kerstdag. Deze kerkelijke pachten hebben in Koekange nog heel lang bestaan. Ze zijn pas helemaal afgeschaft rond 1970. Tot dan toe werden er nog steeds zogeheten eeuwigdurende pachten geïnd, zoals roggepacht, boterpacht, boekweitpacht, kostersgeld enz. Dit gebeurde in later tijd niet meer in natura, maar het werd in geld omgerekend naar de waarde van deze producten op een bepaalde datum. Deze pacht rustte op de boerderij of op een stuk land. Het werd op het laatst steeds moeilijker om deze pachten te innen. O.a door verkopen van land en boerderijtjes wist men haast niet meer op welk stuk land de pacht lag en daarom is ze omstreeks 1970, net voor de komst van de ruilverkaveling, afgeschaft.

De eeuwig brandende lamp

Een bijzonderheid is misschien ook dat er tot plm 1630 een lampenpacht bestaan heeft. Ook deze pacht lag op bepaalde stukken land. Uit de opbrengst daarvan moest de "eeuwig brandende lamp" in de kerk brandende worden gehouden. Uit oude stukken blijkt dat een zekere Carsten Alberts, rond 1630 gebruiker was van het land waar deze pacht op lag. Hij had al enkele jaren deze pacht niet meer betaald. Hij stelde dat na de hervorming in 1600 deze "eeuwig brandende lamp", niet meer brandde en dat hij dus deze pacht ook niet meer behoefde te betalen. De toenmalige dominee, de 7e al in 30 jaar vanaf de hervorming, zag zich een deel van zijn toch al schaarse inkomsten ontgaan en maakte daarom de zaak aanhangig. Beide partijen benoemden 4 bekwame mannen die hierover een uitspraak moesten doen. Het resultaat was dat de pacht betaald moest worden. Ze werd omgezet in een half mud winterrogge, ieder jaar door Carsten Alberts te betalen op 11 november aan de predikant als bijdrage in diens traktement (zie ook 't Olde Karspel van december 2004).

Collatierecht

De Heer van Echten wilde als grondbezitter ook rechten houden in de nieuwe kerk en kreeg het "collatierecht", dat is het recht van voordracht van de priester of pastoor. Maar uiteindelijk was het de bisschop die benoemde. De Heren Van Echten hebben dat collatierecht nog lang gehad en gebruikt ook bij de benoeming van predikanten. Pas op het eind van de 19e eeuw is dit afgeschaft, na jarenlange ruzies over dit onderwerp tussen de Heer van Echten en de kerkenraad. Ook had de Heer Van Echten een eigen bank in de kerk.

Eerste kerk

Het eerste kerkje dat toen gebouwd is, heeft gestaan op de huidige begraaf-plaats aan de Koekanger Dwarsdijk. Van dit eerste kerkje is nog een pen-tekening van Cornelis Pronk bewaard gebleven, uit 1735. Pronk was op voetreis door Drenthe en heeft verscheidene gebouwtjes middels tekeningen vastgelegd. Zijn metgezel op deze tocht, Andries Schoemaker, omschreef het kerkje als volgt; "sijnde een kerk sonder toorn, doch daarnevens staat een klokhuys daarin een klok hangt die getrokken wordt als er predicatie sal worden gedaan".
Dit kerkje is afgebroken in 1834. Toen is er een nieuwe kerk gebouwd op de huidige plaats aan de Kerklaan. Een bijzonderheid daarbij is dat de preekstoel, de herenbank van de Heer van Echten en de bank van het predikantsgezin meegekomen zijn uit de oude kerk. Deze zijn gemaakt door Ds. Hartman, die in Koekange predikant was van 1743 tot 1781. Ook zijn eigen doodskist had hij zelf gemaakt. Deze dominee was vrijgezel en niet onbemiddeld. Hij heeft heel veel goeds voor het dorp gedaan. Hij overleed op 70-jarige leeftijd en is onder zijn eigen preekstoel begraven. Dat kon toen nog, in de kerk begraven worden.

Geschiedenis

Van de geschiedenis van Koekange is niet zoveel bekend. Het was een hoofdzakelijk agrarische bevolking, mensen die niet gewend waren om veel op te schrijven. Van de grondschatting van 1654 is bekend, dat Koekange toen 50 huizen en 3 armhuisjes telde. Honderd jaar later, in 1754, waren dat er 56 en nog steeds 3 armhuisjes; een toename van 6 huizen in honderd jaar. Weer zo'n 130 jaar later in 1886 telde Koekange samen met de buurtschap Oshaar 200 huizen. De weg vanaf Oshaar door Koekange naar Weerwille, die voor de huizen langs liep en waarin zich nog veel vonders en bruggetjes bevonden over de erfscheidingssloten, is omstreeks 1868, ondanks tegenwerking van enkele ingezetenen, veranderd in een flinke zandweg, waarbij de bruggetjes en vonders werden opgeheven. Deze weg werd 8 jaar later, in 1876, bestraat. Daarmee werd er een flinke stap gezet naar de ontsluiting van de Koekanger gemeenschap. Vanaf toen ging het in snel tempo met de wegverharding. Overigens zijn de laatste zandwegen pas in de jaren 1960 - 1970 aan de beurt gekomen. Dat waren de weg naar de Hoge Linthorst, de Panjerdweg, de Bosweg, de Oude Toldijk en de Koekangerveldweg.

Heden

Koekange telt momenteel zo'n 2300 inwoners. Maar met de toename van het aantal inwoners is het voorzieningenniveau niet gestegen; voor de grotere zaken moet men naar de Wijk, Meppel of Hoogeveen.
Telde men in de dertiger jaren van de vorige eeuw in Koekange nog zo'n 22 bakkers en kruideniers - die er overigens allemaal ook een boerderijtje naast hadden - momenteel is er nog slechts een supermarkt. Waren er in dezelfde tijd nog een viertal cafés, nu is er nog één. Als vergaderruimte resteren alleen nog het dorpshuis en het gebouw bij de Hervormde Kerk. Waren er toen nog 3 smeden, nu zijn deze allemaal verdwenen.
Wel zijn er nog 4 aannemersbedrijven, 2 electrabedrijven, 3 garagebedrijven, 1 grote ijzerwarenzaak en 1 drogisterij.
Van de 360 melkleveranciers die de coöp. zuivelfabriek ooit telde, zijn er op dit moment nog maar 35. Ook de zuivelfabriek, die in 1896 werd opgericht en waar kaas van zeer goede kwaliteit werd gemaakt - meerdere keren met de hoogste eer bekroond - ,moest na 91 jaar, in 1987, haar deuren sluiten. Van een agrarisch dorp dat Koekange in het verleden was, is het nu min of meer een forensendorp geworden.

Naam "de Venehof" weer terug

De oude naam "de Venehof", van de eerste pastorieboerderij is enkele maanden geleden, na 675 jaar, opnieuw in gebruik genomen, door Wolter Dekker, als nieuwe naam voor wat totdantoe werd aangeduid als "jeugdgebouw" bij de Hervormde kerk.

Bron: o.a. Koekanger Historie door mevr. G. Nijenhuis-Scheper.

*****